Fotoverslag

In 2004 maakte ik een fietstocht van thuis uit naar Oostenrijk en terug. Je kan hier verder lezen wat ik onderweg allemaal uitspookte.

Schruns (A) - Glaris (CH)
Datum: 03-08-2004
Afstand: 155.83km
Totale afstand: 2205km
Het is nog maar een klein stukje rijden voordat ik Oostenrijk uit ben. Vol goede moed vertrek ik. Eerst kan ik nog een tijdje langs de Illradweg rijden. Het laatste stuk is die bijna altijd geasfalteerd. Hij blijft ook niet altijd even dicht meer bij de rivier. Het gevolg van het bereiken van dichter bevolkte gebieden. Zonder veel problemen bereik ik Feldkirch, het laatste stadje voor de grens. Ik heb wat moeite gehad om via een rustige weg Feldkirch te verlaten. De drukke wegen vinden was geen probleem, maar de kleine baantjes… Dat is wat anders.
Uiteindelijk , na wat omwegen, heb ik toch de grens met Liechtenstein bereikt. Voor het eerst kom ik een douanier tegen. Met hem heb ik de enorm lange dialoog:
- Grüzzi.
- Grüzzi.
- Nationalität?
- Belg.
En toen gaf hij met een hoofdknik te kennen dat ik door mocht rijden. Het is de eerste en tevens laatste maal dat een douanier iets tegen mij zegt. Een tip voor iemand die iets over de grens wil smokkelen: met een zwaar geladen fiets ben je blijkbaar niet verdacht. In die tassen kan je nochtans het één en ander meenemen.
In Liechtenstein kies ik heel snel voor de Rheindeich. Daarover rijd ik heel snel Liechtenstein door. Het is de hele tijd rechtdoor, aan mijn kant Liechtenstein, aan de overkant ligt Zwitserland al op mij te wachten. Liechtenstein is niet groot, dus ik probeer er zo lang mogelijk in te blijven rijden. Wanneer het einde van Liechtenstein nadert kijk ik uit naar het punt waar ik grens over moet steken. Valt dat tegen. Plots stopt de dijk gewoon tegen een rotswand. Blijkbaar kan je langs deze kant van de Rijn de grens niet oversteken. Dan maar een paar kilometer terugrijden en via de eerste brug die ik tegenkom oversteken. Een stenen bruggetje brengt me naar de overkant. Vanaf nu zit ik in Zwitserland. Probleem is dat er nu geen campings meer op mijn kaart staan. Desnoods zal ik af en toe eens bij de toeristische dienst moeten binnenspringen.
Nog eventjes volg ik de Rijn, maar dan kies ik definitief voor het gebergte. Bij Landquart draai ik de vallei van de rivier Lanquart in. Even denk ik of ik bij de camping van Landquart halt zou houden. Maar het is nog vroeg en ik heb amper 90 kilometer op de teller. Ik zal wel doorrijden tot de volgende camping en daar halt houden. Geen idee waar hij is, maar volgens de kaart komen er een paar dorpjes. Daar moet ik wel iets kunnen vinden. In het ergste geval rijd ik door tot Davoz en heb een lange dag.
Ik rijd de behoorlijk smalle vallei in. De weg is verboden voor fietsers vanwege te gevaarlijk. Ik kan ze geen ongelijk geven. Gelukkig is er in het begin een mooie verkeersarme parallelweg. Hij brengt je regelmatig tussen indrukwekkende rotswanden en langs de kolkende rivier. Erg mooi. Na een hele tijd rijden is het uit met de pret. Er is nog slechts één enkele weg en daar zit natuurlijk al het verkeer op. Een beklimming terwijl in het beste geval auto's, maar regelmatig ook vrachtwagens langs je heen vlammen is niet bepaald leuk.
Ik begin er stilletjes aan genoeg van te krijgen en kijk in elk dorpje eens of er geen camping is. Dat valt ferm tegen. Niets te vinden. Ik hoop maar dat er in Klosters eentje is. Volgens de kaart begint daarna een serieuze helling tot Davoz. Die zou ik toch liefst vandaag niet meer oprijden. Het geluk is niet aan mijn kant. Ik moet blijkbaar verder rijden tot Davoz. Veel andere keuze heb ik niet.
Een beetje tegen mijn zin begin ik aan de beklimming. Davoz is voor mij nu zo een beetje het Beloofde Land. Het kost me ferm wat moeite, maar uiteindelijk geraak ik toch in Davoz. Op het eerste zicht is er geen camping te zien. Even op een stadsplan kijken: nog steeds geen camping te bekennen. Dan maar eens een toeristische dienst gaan zoeken. Het is ondertussen al half zeven, maar gelukkig zijn ze open tot zeven uur. Dan wordt de ergste vrees waarheid: "Nein, einen Campingplatz haben wir hier leider nicht." Tien minuutjes rijden en dan kom je aan een plaats waar je mag kamperen. Niet echt geschikt voor tenten, maar voor een nachtje gaat het wel. Oh, je bent met de fiets, dan is het wat langer rijden. Een kilometer of tien, dus toch wel een halfuurtje.
En ik ben al doodop. Dat kan gewoon niet waar zijn. Bij het wegrijden uit Davos kijk ik even op mijn teller: al 145 kilometer en ik heb nog steeds geen plaats voor mijn tentje. Na een kilometer of tien kom ik inderdaad in Glaris. Gelukkig klopt de informatie van de toeristische dienst. Op een parkeerterrein naast het station kan je daar kamperen. Er staat een sanitair gebouw naast dat mij van het leger lijkt. Er lopen in elk geval steeds maar soldaten in en uit. In de omgeving houden die kerels blijkbaar een grote oefening. Wanneer ik mijn tentje opzet heb ik al 155 kilometer op mijn tellertje.
Het was echt een monsteretappe vandaag. Ik zit er volledig door. Toch trek ik nog eventjes mijn loopschoenen aan om een stukje te gaan lopen. Het zal bij een half uurtje loslopen blijven. Tot meer ben ik echt niet meer in staat. Ik begin een grindbaantje achter de "camping" te volgen. Na een paar minuutjes draait dat al de helling op. Zelfs rustig een beetje lopen is me niet gegund. Door op de grote baan te lopen, zou ik behoorlijk vlak kunnen lopen, maar dat vertik ik gewoon. Als er een grindpad is volg ik het. Al loopt het een wand op.
Tegen dat ik eindelijk bij mijn tentje kom is het al donker aan het worden. Na een douchke moet ik nog mijn potje koken. In het volslagen duister vandaag. Na het eten kruip ik direct in mijn slaapzak. Ik ben volledig geradbraakt. Ik ken er enen die goed gaat slapen.

Het Inntal blijft niet eeuwig zo rustig fietsen. Wat dieper in de bergen wordt het landschap een stuk ruwer.
Een rustig baantje even voorbij Zams.
Reeds op de weg naar de Silvretta.
Bij het bereiken van mijn 2000ste kilometer. Ik zie er nog vrij goed uit, al zeg ik het zelf.
Op dezelfde plaats maar naar de andere kant. Dat zijn de bergen die ik probeer te bedwingen.
Nog een stukje hoger. Nu is het echt niet zoveel meer klimmen.
Na veel zwoegen sta ik boven op de Silvretta. Hier sta ik 2037 meter hoger dan zeeniveau.
Dit is de vallei waar ik uitgekomen ben.
En dit is dan weer de vallei waar ik in ga afdalen.

Glaris (CH) - Maloja (CH)
Datum: 04-08-2004
Afstand: 96.94km
Totale afstand: 2302km
Na de zware dag van gisteren zal ik vandaag maar niet al te ver fietsen. Ik mag alvast beginnen met de laatste tien kilometer van gisteravond opnieuw te rijden. Bergop deze keer, maar erg steil is het niet. Eens ik terug in Davoz ben draai ik af richting Flüelapaβ. Van dan af begint het wat serieuzer bergop te gaan.
In het begin betekent dat nog rijden in de beschutting van de bomen, maar naarmate ik hoger kom, worden die steeds zeldzamer. Nog een beetje verder kom ik boven de boomgrens en heb enkel nog rotsen om me heen. Bijna boven passeer ik zelfs wat sneeuwplekken. Amai zeg, dat is hier wel lastig zeg! Boven is het natuurlijk puur genieten. Uitblazend heb ik een mooie terugblik op alle haarspeldbochtjes die ik opgereden ben. Ik heb het toch maar weer eens gelapt. Wie doet het me na om met zo een zware fiets een col van 2383 meter op te rijden.
Na een zware beklimming volgt natuurlijk een snelle afdaling. Ik kan me nog eens lekker naar beneden laten vallen. Beneden in de vallei is het terug een stuk vlakker. Ik denk dat ik gewoon de vallei ga volgen richting Italië. Vandaag zullen ze me niet liggen hebben: ik ga van tevoren gaan vragen waar er allemaal campings zijn. Als ik me niet vergis is er nog eentje in Maloja, daarna heb ik geen flauw idee.
In de vallei moet ik eerst een hele tijd over de grote weg. Pas even voor Zuoz is er een parallelweg. Vanaf dan is de hoofdweg zelfs verboden voor fietsers. Meestal krijg ik mooie asfaltwegen voor de wielen, maar af en toe is het echt hobbelen over grindbaantjes. Misschien is dat wel leuk met een mountainbike, maar mijn geladen fiets is er niet bepaald voor geschikt.
Eens ik in Samedan ben stap ik eens de toeristische dienst binnen om te vragen waar de volgende campings zijn. Erg veel wijzer kunnen ze me er niet maken. Het verste dat ze weten is Sankt Moritz. Ik weet nochtans heel zeker dat in Silvaplana ook één is, en waarschijnlijk ook Maloja. Blijkbaar moet ik niet al te veel op de toeristische diensten rekenen om overnachtingplaatsen een beetje van tevoren te vinden.
Dan maar gewoon verder rijden. Na behoorlijk wat zoeken kom ik op een baantje naar Sankt Moritz terecht. Normaal gezien staat dat goed aangeduid, maar nu zijn ze zo ongeveer overal aan het werken. En de wegomleggingen wijzen naar overal behalve waar ik heen wil. Via een paar korte nijdige hellinkjes kom ik dan toch aan het meer van Sankt Moritz. Net als vorig jaar valt me op hoeveel toeristen hier rondlopen. Het is echt niet leuk meer. Ik rijd zo snel mogelijk verder. Eens het dorp voorbij ben ik tenminste terug wat op mijn gemak.
In Silvaplana, het laatste dorp waarvan ik zeker ben dat er een camping is, stap ik nog maar eens de toeristische dienst binnen. Daar hangt een kaart uit waarop de campings ingetekend staan. In Maloja is er inderdaad één en wel op de plaats die ik me herinnerde. Goed dan rijd ik verder tot daar. Na de etappe van gisteren kan het geen kwaad dat ik vandaag wat minder kilometertjes haal.
In Maloja is het geen enkel probleem om de camping te vinden. Eens mijn tentje er staat, eigenlijk wel een leuk plekje, trek ik mijn loopschoenen aan. Ik denk dat ik vandaag wat tempo's ga doen. Ik zit hier wel op 1800 meter hoogte, daar zou ik best toch wat rekening mee houden. In feite ben ik hier een minihoogtestage aan het afwerken. Ik ga 8 maal 3' doen, dat is alweer een tijdje geleden. Het opwarmen en eerste tempo doe ik op een stuk pad dat af en toe wat riskant is. Ik ken mensen die zouden beweren dat je daar absoluut niet kan lopen. Eens vanaf het tweede tempo is het een breder pad en na vier tempo's ben ik netjes aan het volgende meer (dat van Silvaplana). Daar maak ik rechtsomkeer en herhaal de hele training in omgekeerde volgorde. Tijdens het terug lopen zie ik donkere wolken uit Italië binnendrijven. De hele ochtend is het mooi weer geweest, na de middag is het bewolkt geworden en nu ziet het er wel heel slecht uit. Al moet ik toegeven dat het wel mooi is om die flarden zo over de col te zien komen. Voor een keer wordt mijn vrees niet bewaarheid en blijft het droog.

De grens met Liechtenstein. Op douane-gebied valt dat samen met de Zwitserse grens.
Op de Rijndijk in Liechtenstein. Aan mijn kant ligt Liechtenstein. Aan de overkant heb je al Zwitserland.
Een foto met allemaal Liechtenstein. Gezien de grootte van dat landje is dat niet zo simpel te maken.
En hier steek ik de Rijn over. Dit is tevens de Zwitserse grens.
De vallei van de Landquart een beetje voorbij Landquart. Een erg nauw geval als je het mij vraagt.

Maloja (CH) - Roveredo (CH)
Datum: 05-08-2004
Afstand: 140.31km
Totale afstand: 2443km
Bij het opstaan ziet de lucht er bijzonder dreigend uit. Uit Italië komen nu dichte pakken wolken naar binnen en die blijven een paar tiental meter boven mijn hoofd tegen de helling hangen. Ik zal mijn regenkledij maar niet al te ver wegsteken.
De fietsdag begint met een serieuze afdaling. De Zwitserse kant van de Malojapaβ is slechts een flauw hellinkje, maar de Italiaanse kant is echt een monster met ferme haarspeldbochten. Ik kan me weer eens lekker laten vallen, al zijn de bochten te scherp om echt veel snelheid te maken. Eens de haarspeldbochten voorbij kom ik op een min of meer rechte weg terecht die nog altijd goed naar beneden gaat. Daarop kan je pas snelheid maken. Na een paar kilometer duik ik de mist in. Blijkbaar zat ik deze morgen boven de hoogte van de wolken aan de Italiaanse kant. Inderdaad nog een paar kilometer verder kom ik uit de mist en krijg boven mij een donkergrijs wolkendek.
Het duurt niet lang of uit dat wolkendek beginnen wat druppels naar beneden te vallen. Ik heb net de tijd om mijn regenkledij aan te doen en dan begint het ferm te regenen. En niet zomaar een beetje. Een echte stortbui is het. Door het feit dat ik niet kan bijtrappen (ik ga zonder trappen al even snel als de auto's) is het nog eens enorm koud ook. In die stortbui passeer ik de Italiaanse grens. Normaal zou ik dat leuk vinden, maar nu wil ik enkel doorrijden. Ik was van plan om in Ciavenna, het stadje beneden, een kaartje naar Alessio te sturen, maar het zal voor een andere keer zijn. Zonder stoppen rijd ik Ciavenna door en draai richting Zwitserland. Daarvoor moet ik een behoorlijke pas over. Hopelijk zorgt die er wel voor dat ik het terug een beetje warm krijg.
Voorbij Ciavenna stopt het al snel met regenen. De bui was kort maar erg hevig. Dat warm krijgen is ook geen probleem, het duurt niet lang of ik mag al ferm beginnen klimmen. Om een dorpje te bereiken moet ik zelfs een paar ferme haarspelders op. Die Italiaanse haarspeldbochten zijn een stuk lastiger dan de Zwitserse of de Oostenrijkse. Ze zijn veel steiler en smaller. En ik ben nog maar net begonnen.
Voorbij het dorpje gaat het een tijdje "gewoon" bergop (op den duur vind je alles gewoon). Dan kom ik aan een bord dat me aankondigt dat er 10 "tornanti" (= haarspeldbochten) aankomen. Jawadde zeg, dat waren nog niet van de minste. In elke bocht zie ik recht boven mijn hoofd de baan waarop ik een paar honderd meter verder zal rijden. En scherp dat ze zijn. Het is de enige keer dat ik onmogelijk de binnenbocht kan houden, ik kan gewoon zo scherp niet draaien. Na 10 dergelijke bochten kan ik gelukkig een beetje recupereren.
Het gaat nog steeds goed naar omhoog, maar in vergelijking wat ik gepasseerd ben valt het wel mee. Wat verder krijg is zelfs een stukje afdaling. Normaal gezien is dat best wel leuk, maar nu weet ik maar al te goed dat ik dat allemaal terug naar boven moet. Het vervolg van de beklimming laat dan ook niet lang op zich wachten. Tijdens de verdere beklimming moet ik ook nog wat tunnels door. Aan gezien dat nogal een duistere bedoening is ben ik daar niet heel zot van. Met dat achteropkomend verkeer moet je toch serieus opletten. Ik ben dan ook heel blij als ik aan het begin van de eerste tunnel de oude weg nog zie liggen. Erg veel schiet er niet meer van over, maar het is nog net bereidbaar. Eén probleem: de laatste vijf meter kan ik echt niet over. Als ik dat probeer ligt mijn fiets gegarandeerd de afgrond in. Te voet zou het lukken, maar die fiets krijg ik absoluut niet mee. Er zit niets anders op dan helemaal terug te keren en toch maar door de tunnel te rijden. Ze hebben me goed liggen. Na nog een heel eind afzien kom ik aan het Lago di Montespluga. Langs de oever van dit meer kan ik vlak verder rijden tot het dorpje Montespluga. Ik zie er een kioskje met kaartjes en stop dan ook direct. Op die manier heeft Alessio toch zijn kaartje uit Bertolucci-land gekregen. Na Montespluga is het einde in zicht. Ik moet enkel nog een tweehonderd meter klimmen over een hele batterij haarspeldbochten. Dat is bijna niets meer.
Boven op de Passo dello Spluga (Splügenpaβ als je van de andere kant komt) passeer ik de grens. Eerst moet ik natuurlijk even van het uitzicht genieten. Als je op een afstand van dertig kilometer van 300 naar 2113 meter geklommen bent, heb je dat wel verdiend vind ik. Wanneer ik mijn kop over de rand steek zie ik onder mij een indrukwekkende reeks haarspeldbochten. Dat wordt leuk om naar beneden te rijden. Uiteindelijk viel het tegen. Ik zit de hele tijd vast achter een rijtje van drie auto's, waardoor ik steeds moest inhouden. En de rechte stukken zijn te kort om voldoende snelheid te halen om die auto's voor te steken. Tot in het dorpje beneden in de vallei kan ik zonder problemen in het spoor van die auto's blijven. Ze hebben me zelfs behoorlijk wat slijtage aan mijn remblokjes gekost.
Eens terug beneden in de vallei is het terug wat eenvoudiger. Een paar tiental kilometer gaat het min of meer vlak. In rijd nu naast een behoorlijk grote autoweg. Met naast bedoel ik een weg ernaast. Op de autoweg zelf mag ik niet rijden. Heel goed, dan is de straat waar ik op zit een pak rustiger. Geen doorgaand vrachtverkeer.
Op het einde van de vallei ligt de San Bernardino op mij te wachten. Je ziet zo mooi de grote weg in een tunnel verdwijnen en dan klimt het kleiner baantje de helling op. Van beneden aan de helling zie je vele haarspeldbochten tot de bovenrand. Na wat ik vandaag als allemaal opgereden ben, is dat een zacht eitje. Op het einde duurt de beklimming iets langer dan je van onderaf zou denken, maar het valt goed mee. De San Bernardino is een 2000'er voor watjes.
Tegen dat ik boven sta (op 2066 meter hoogte) is het al half zes. Het gaat vandaag weer een lange dag worden. Na eergisteren had ik me nochtans voorgenomen het wat rustiger aan te doen. Ik zal maar de eerste camping die ik tegenkom nemen. In de eerste dorpjes kijk ik nog eens op de plannetjes, maar erg veel kom ik niet tegen. Na een paar tiental kilometer kom ik een tegemoetkomende fietser tegen. Hij herinnert zich alleen een camping heel ver terug. Mij goed, dan hoef ik de eerste tijd niet te veel naar campings te zoeken. Als ik eerder niets vind zal het wel een heel lange dag worden. In tegenstelling tot eergisteren kan het me in feite niet veel schelen. Het is toch de hele tijd bergaf. Zo kan ik nog lang doorgaan. Eergisteren was het de hele tijd bergop en op het einde van de dag voelt dat helemaal anders aan. Uiteindelijk is het inderdaad de camping van Roveredo waar ik mijn tentje opzet.
Eens het er staat, dat is al na half acht, trek ik nog eens mijn loopschoenen aan. Er moet nog getraind worden! Ik doe nog een rustig duurloopje. Het eerste kwartier is inderdaad rustig, maar dan kom ik op een baantje recht de helling op terecht. Dat was weer niet direct wat ik in gedachten had. Maar ja, ik heb nu toch een mooi uitzicht. In de schemering loop ik via dezelfde weg terug en in volslagen duisternis kook ik nog een beetje. Dan is het alweer hoog tijd nog eens mijn slaapzak op te zoeken. Voor morgen heb ik opnieuw een ferme col in gedachten.

Het station/camping in Glaris. Ik sta bijna op de sporen. Toch is dit een officiële campingplaats.
Mijn fiets bij het begin van de beklimming naar de Flülapaβ.
Een beetje hoger wordt het landschap steeds kaler.
En nog hoger kom je zelfs tussen sneeuwplekken terecht.
Uiteindelijk kom ik toch boven.
Hier sta ik zo maar eventjes 2383 meter boven zeeniveau. Ik vraag me eigenlijk af ten opzichte van welke zee die Zwitsers eigenlijk rekenen.
En dan moet ik hier terug veilig beneden proberen geraken.
Even een pauze in een haarspeldbocht. Gelukkig werken mijn remmen goed.
Aan het mij welbekende Meer van Sankt Moritz.
En nog een beetje verder kom ik het mij even bekende Meer van Silvaplana tegen.

Roveredo (CH) - Ulrichem (CH)
Datum: 06-08-2004
Afstand: 103.16km
Totale afstand: 2546km
Wanneer ik mijn kop uit mijn tentje steek zie ik opnieuw wat wolkjes ronddrijven. Het ziet er wel een stuk minder erg uit dan gisterenmorgen, hopelijk blijft het vandaag droog. De dag begint heel rustig. Eerst moet ik nog een stukje verder rijden tot vlakbij Bellinzona. Dat is nog een klein beetje bergaf. Het verkeer wordt steeds drukker, dat is de keerzijde van de medaille.
Een beetje voor Bellinzona draai ik dan de vallei op mijn rechterkant in. Richting Gothardpaβ staat dat aangeduid. Die vallei volg ik dan een hele tijd. Het uitzicht is natuurlijk heel mooi, maar de drukte van het verkeer valt behoorlijk tegen. Hoewel een snelweg de vallei volgt zit er tamelijk wat verkeer op de normale weg. Het begin van de vallei is heel simpel te rijden: zo goed als vlak. Naarmate ik vorder krijg ik af en toe eens een hellinkje te verteren. Maar heel erg zijn die nooit. Naar het einde van de vallei toe begin je wat meer te voelen dat je naar boven aan het rijden bent. Ik kom maar een keer of twee wat haarspeldbochtjes tegen. Ondertussen noem ik dat allang rustig fietsen.
Eens ik Airolo bereik kies ik de richting van de Nufenenpaβ in plaats van de Gothard. Dat betekent dat het meeste verkeer weg is en ik veel meer op mijn gemak kan fietsen. Hiermee is ook de aanloop naar de beklimming voorbij en begin ik eens aan het serieuze werk. In plaats van op het gemakske naar boven fietsen moet ik nu serieus beginnen duwen. De lucht wordt dan nog eens steeds donkerder. Er hangen een paar wolken rond die precies heel veel zin hebben om mij nat te maken. Ik vertrouw het zaakje niet en rijd een hele tijd te kijken op de mij passerende auto's toevallig niet nat zijn. Dat is niet zo, waarschijnlijk zit ik nog een tijdje veilig.
Ik heb geluk: meer dan wat lichte motregen krijg ik niet over me heen. Tegen het einde van de vallei krijg ik een uitzicht op de pas. Of toch waar die ergens moet liggen. Je ziet enkel een maanlandschap met behoorlijk wat sneeuwplekken bezaaid. En dat gaat nog door tot behoorlijk ver boven mijn hoofd. Ergens moet daar een baan tussen liggen die zo te zien nog een heel eindje klimt. Het venijn zit inderdaad in de staart. Om boven te komen moet ik nog behoorlijk wat zweet laten.
Eens boven is het uitzicht terug prachtig. Ik sta nu op het hoogste punt van mijn tocht: 2478 meter hoog. Ik ben hier niet opgereden om niets te zien. Naast de col ligt een mooie gletsjer en voor mij heb ik een prachtig uitzicht over de vallei. Ik kijk gewoon een afgrond in. Daar moet ik afrijden! Vandaag ga ik me niet laten vangen en ik vraag aan een paar motards of ze soms een kaart hebben waarop de campings aangeduid staan. Ze moeten eens kijken op de hele pak kaarten die ze bij hebben, maar uiteindelijk vinden ze toch zo eentje. Er blijkt een camping beneden in vallei te liggen. Goed, dan denk ik dat ik tot daar zal verder rijden en het daarbij houden voor vandaag. Het is niet nodig om elke dag een monsteretappe te rijden.
Tijdens de afdaling kan ik, voor de waarschijnlijk laatste maal, eens goed door de haarspeldbochten scheuren. Het is hier geen drukke weg, dus heb ik niet veel last van het andere verkeer. Het is zowat de eerste keer dat ik ongehinderd een afdaling kan afwerken. Bij het bereiken van de bodem van de Rhône-vallei moet ik inderdaad enkel eens flink mijn remmen toeknijpen om een slaapplaatsje te vinden. Ondanks het overwinnen van 2200 hoogtemeters was het best wel een doenbare dag. Ik ga eens relatief fris zitten voor mijn training.
Voor mijn training doe ik vandaag een duurloopje. Ik probeer eens het lokale vitaparcours te volgen dat aan de ingang van de camping passeert. Dat is een mooi toertje: eerst wat over het gras, dan een stukje bos. Na het bos een houten brugje (eentje dat een eigenfrequentie heeft die compleet destructief interfereert met mijn pasfrequentie, in mensentaal: eentje dat ferme stampen teruggeeft) over en dan loop je het dorpscentrum, een paar huizen groot, door. Na het dorpje ga je over wat grindbaantjes tussen de velden tot je terug aan de camping komt. Over een rondje doe ik 11 minuten. Ik loop er acht rondjes om toch iets gedaan te hebben.
In de loop van mijn duurloop zie ik van de Furka een ferme regenbui afkomen. Elk rondje komt die wat dichter en het laatste heb ik er van. Toch nog nat geworden vandaag. Nu het begonnen is met regenen stopt het niet meer. Tijdens het douchen en koken begint de camping er steeds zompiger bij te liggen.

Tijdens een verschrikkelijke stortbui passeer ik de Italiaanse grens.
Een terugblik terwijl ik alweer aan het klimmen ben.
Op het beruchte baantje naast de tunnel.
Op een uitzichtpunt een beetje voorbij Madesimo.
Hetzelfde uitzichtpunt, maar dan een beetje meer de richting waar ik heen moet.
Aan het Lago di Montespluga, ik ben hier bijna boven.
Na veel zwoegen toch boven op de Passo dello Spluga geraakt.
Het uitzicht als ik boven sta. Daar moet ik heen.
Deze haarspeldbochten moet ik bedwingen, gelukkig bergaf. Hier zorg je best dat je remblokjes in orde zijn.
Al boven op mijn volgende col: de San Bernardido.
Voor wie het niet gelooft: ik was er wel degelijk bij.

Ulrichem (CH) - Zinal (CH)
Datum: 07-08-2004
Afstand: 105.62km
Totale afstand: 2651km
Vandaag is bergaf rijden eens het toverwoord. Zowat de ganse dag ga ik stroomafwaarts de Rhône volgen. Zeker in het begin is het grote nadeel dat de vallei nog behoorlijk smal is. Dat betekent dat er slechts één baan is, wat dan weer ervoor zorgt dat je op die ene baan veel verkeer hebt. En ik moet daar tussen rijden. De afdaling is ook niet bepaald snel. Af en toe gaat het eens goed bergaf, maar er zitten grote vlakke stukken tussen en af en toe zelfs een beklimminkje.
Achter mijn rug verwijderen de besneeuwde toppen zich steeds meer. Een beetje voor Brig kan ik dan eindelijk van de hoofdweg af en wat nevenbaantjes volgen. Er staat een fietsroute aangeduid en bij de kruisingen met andere fietsroutes staan zelfs kaartjes waarop je ziet waar elke route naartoe gaat. Dat hebben die Zwitsers heel mooi gedaan. Meestal lukt het zelfs de pijltjes te volgen. Hier en daar is er een pijltje verdwenen, maar dergelijk vandalisme kom je overal tegen.
Voorbij Brig wordt de vallei een stuk breder en komt er wat landbouwgebied bij. Hele stukken kan je langs de Rhône rijden over een soort dijk. Het grootste probleem is opnieuw de hitte. De zon staat te branden aan de hemel en ik mag er weer door rijden. Op het moment zou een wolkje erg welkom zijn.
Ter hoogte van Leuk is het gedaan met rustig langs de Rhône fietsen. Opnieuw moet ik de grote weg op en hier is die wel heel druk. Dat is een kilometer of tien die je echt niet voor je plezier moet doen. Ik hoop dat ze eens een alternatieve weg gaan voorzien. Dit stuk zou je het best voor fietsers verbieden. Maar dan moeten de fietsers natuurlijk elders heen kunnen. Hierna moet ik eens van taal wisselen. Ik rijd het Franstalige deel van Zwitserland in. Na vele weken Duits horen en spreken, op een klein stukje waar Italiaans de voertaal was na, is dat een hele aanpassing voor mij.
Aan Sierre draai ik de Val d'Anniviers in. Dat betekent een wand met vele haarspeldbochten oprijden om in de vallei te geraken. Het is een weg die ik ondertussen wel al ken en eigenlijk is hij veel minder zwaar dan ik verwacht had. De helling is niet supersteil en heel gelijkmatig. Je kan op je gemak op dezelfde versnelling naar boven paddelen. In één van de bochten stop ik eens om een foto te maken van het uitzicht op Sierre. Ik ben nog maar net gestopt of er stopt een auto bij mij. Met een Belgische nummerplaat dan nog wel. Ah, dat is lang geleden dat ik nog eens een Belg ontmoet heb. Tot mijn grote verbazing stopt Nico, een Vlaamse loper, uit. Hij was onderweg naar Sierre, had me tijdens de afdaling herkend en was teruggekeerd om eens goede dag te zeggen. Het voelt vreemd om zo plots een bekende tegen te komen.
Dan rijd ik verder en trek de vallei in. Eens de helling boven Sierre gedaan is, wordt het wat rustiger fietsen. Het is meestal nog wel in stijgende lijn, maar niet bepaald extreem lastig. Helemaal op het einde van de vallei, voorbij Ayer, krijg ik nog een ferme helling te verteren. Die had ik toch serieus onderschat. Toen ik hier vorig jaar op liep was die precies nog niet zo lastig. Bergop gaat al lopend duidelijk eenvoudiger dan al fietsend.
Uiteindelijk kom ik helemaal op het einde van de vallei aan de camping van Zinal. In feite is die volzet, maar ik mag me toch bijzetten op het plaatsje waar Peter en Troes zullen komen. Ik had eigenlijk verwacht dat die al toegekomen zouden zijn, maar blijkbaar hebben ze wat vertraging. Als mijn tentje er eventjes staat komen ze inderdaad toe. Blijkbaar heeft het hen een hele tijd gekost om de grens te passeren.
Terwijl ze hun tentje (zeg maar tent in vergelijking met de mijne) opzetten, ga ik een duurloopje doen. Ik volg een tijdje het riviertje in de vallei. Aangezien ik helemaal aan het einde van de vallei zit, is het een grindbaantje dat ik moet bedwingen. Wanneer ik de hellingen op zou moeten steek ik via een brugje het riviertje over en loop via de overkant terug. Dat geeft mij een min of meer vlak en onverhard toertje van ongeveer 20 minuten. Ik loop het drie keer en dan nog eens gedeeltelijk. In totaal heb ik terug 1u15' in de benen wanneer ik terug op de camping kom. Tijdens mijn laatste ronde is het nog maar eens lichtjes beginnen regenen. Vandaag is dat geen probleem. Peter en Troes hebben een heel grote voortent waar we zonder problemen met drie droog kunnen zitten en nog koken ook. Pure luxe vandaag.

Het uitzicht tijdens mijn afdaling aan het begin van de dag.
Wat verder in de vallei heb ik deze mooie terugblik.
Nu ben ik echt aan de beklimming van de Nufenen begonnen. Ik kom helemaal deze vallei uitgefietst.
Om boven te raken moet ik natuurlijk wat haarspeldbochten overwinnen.
En daar moet ik naartoe. Ergens tussen die sneeuwplekken ligt de pas.
Op het hoogste punt van mijn tocht: 2478 meter boven zeeniveau.
Van de andere kant bekeken ziet dat er zo uit.
Je zou van minder blij zijn.
Het uitzicht hierboven maakt al het afzien natuurlijk onmiddellijk goed.
Zelfs een gletsjer ligt naar mij te lachen.

"Het zijn de goede experimentatoren die de juiste conclusies trekken uit de verkeerde data."

- H. Verschelde

Foto sluiten Foto